De avonturen van Albertine Brij

In de tijd dat personenvervoer naar verre landen nog met grote passagiersschepen gebeurde, was daar altijd een ziekenboeg aan boord. Een scheepsarts en -verpleegkundige verzorgden daar de zieke en gewonde passagiers. Een van de verpleegsters die zich vrijwillig aanmeldde om dit avontuurlijke werk te doen, was Albertine Brij.

De jeugd van Albertine Arnolda Brij (1913-1993) speelde zich af in Vlaardingen, waar ze opgroeide in een streng protestants gezin. Haar vader was verzekeringsagent, haar moeder waarschijnlijk huisvrouw. Tegen de zin van haar ouders koos Albertine, ook wel Jo genoemd, voor de verpleging en volgde ze als leerling-verpleegster de 3-jarige opleiding in het ziekenhuis in Gouda. Tegen een Engelse journaliste zei ze over die tijd: ”You should see how I looked in my student days”. Hier haalde Albertine het A-diploma Ziekenverpleging, aansluitend de kraamaantekening en later nog de wijkaantekening.

Insigne A-verpleging met kraam en wijkaantekening

Naar zee

In 1938 verhuisde de net gediplomeerde zuster Brij naar Rotterdam, waar ze een paar maanden op de chirurgische afdeling van het Coolsingelziekenhuis werkte. Maar het avontuur trok en “I took my chance”, aldus zuster Brij. In de zomer van 1939 ging ze als scheepsverpleegkundige aan boord van de Nieuw Amsterdam, het schip dat de vaardienst tussen Rotterdam en New York onderhield. Op het schip had ze de supervisie over het ziekenhuis aan boord, dat beschikte over vier ziekenzalen. Ook moest ze eerste hulp verlenen en soms assisteren bij operaties.

S.S. de Pennland

Toen de Tweede Wereldoorlog in Nederland in 1940 uitbrak, stopte de Nieuw Amsterdam met de overtochten naar Amerika. Albertine Brij leek werkeloos te worden, maar meldde zich al snel bij het Nederlandse schip de S.S. Pennland dat de opdracht kreeg om naar Engeland te varen om daar vrouwen en kinderen op te halen en naar Amerika te brengen. Toen het schip aankwam in Engeland, veranderde de Engelse en Nederlandse regering van gedachten en besloot de S.S. Pennland in te zetten voor de verplaatsing van troepen. Zuster Brij werd gevraagd in dienst te blijven, wat ze ook deed.

De ondergang van S.S. Pennland

Met deze nieuwe opdracht zou voor zuster Brij een gevaarlijke maar ook avontuurlijke periode aanbreken. Albertine Brij en een stewardess waren de enige vrouwen aan boord. De S.S. Pennland vertrok vanuit Belfast dwars door het Suezkanaal naar Egypte. Van Alexandrië vervoerde het schip een grote troepenmacht naar Griekenland en weer terug. Zuster Brij verpleegde de zieken en hield zich kranig staande te midden van de vaak ruwe passagiers.

Albertine Brij, de eerste officier en de purser

Toen de Duitsers op 6 april 1941Griekenland binnenvielen, begonnen de geallieerden met het evacueren van hun troepen. De S.S. Pennland vertrok op dat moment vanuit Alexandrië naar Griekenland om duizenden Australische soldaten te evacueren. Dat was de laatste reis, want op 25 april 1941 werd het schip door de Duitsers op volle zee gebombardeerd. Het was zo zwaar beschadigd dat het niet meer te redden viel en door een Brits oorlogsschip tot zinken werd gebracht. Tijdens deze aanval, waarbij vier doden vielen, ontstond grote paniek, want de opvarenden moesten het schip, dat door zeven bommen geraakt was, in allerijl verlaten. De eerste officier, een purser en Albertine Brij hielpen hierbij. Zuster Brij verzorgde de zwaar gewonde bemanningsleden.

Drie helden

Alle drie kregen in New York in 1942 uit handen van Koningin Wilhelmina het prestigieuze Kruis van Verdienste. Zuster Brij kreeg hem omdat ze “onder gevaarvolle omstandigheden moedig optrad en groote plichtsbetrachting betoonde”.

Het Kruis van Verdienste

In het gerenommeerde Engelse ‘A Journal for Nurses’ van december 1942, uitgegeven door de Royal College of Nursing, wordt Albertine Brij uitvoerig geïnterviewd en geprezen voor haar dappere optreden.

Leerling insigne Gemeenteziekenhuis Dijkzigt

In maart 1947 keerde Albertine Brij terug naar Nederland, waar ze een jaar later de aantekening Wijkverpleging haalde aan de School voor Gereformeerde Wijkverpleging te Rotterdam. Het is niet precies te achterhalen wanneer ze adjunct-directrice in het Coolsingelziekenhuis werd, maar in ieder geval vervulde ze die functie in 1952. Vanaf die tijd was ze ook actief als bestuurslid van de Nederlandse Bond voor Ziekenverpleging, hield ze lezingen en was ze lid van de ‘Vereniging voor Administratie en Economie in Ziekeninrichtingen’. Vanaf 1955 schreef ze regelmatig in het Tijdschrift voor Ziekenverpleging over thema’s als de opleiding voor aspirant-verpleegsters, over het verpleegsterstekort en over de verhouding tussen artsen en verpleegsters. Kortom, na haar avonturen in oorlogstijd speelde Albertine Brij een belangrijk rol bij de professionalisering van het verpleegkundig beroep.

De roman ‘Zuster ter zee’

Na haar terugkeer uit de Verenigde Staten is het leven van Albertine Brij getekend door twee ingrijpende gebeurtenissen. In de eerste plaats verscheen in 1949 een roman van de hand van de schrijver Adriaan van der Veen. Het boek heet “Zuster ter zee”, uitgegeven bij Querido. Hoewel het nergens met zoveel woorden gezegd wordt, is deze roman een geromantiseerde weergave van de belevenissen van Albertine Brij tijdens de Tweede Wereldoorlog.

De roman Zuster ter zee

De hoofdpersoon in het boek is de Nederlandse verpleegster Tine Buys. De roman schetst een psychologisch portret van Tine, waarbij er veel aandacht is voor haar karakter. Tine Buys groeide op in een benauwd kerkelijk milieu in Vlaardingen. Ze is een gesloten, eenzame vrouw en komt als scheepsverpleegster via een verblijf op Kreta in New York terecht. Daar ontmoet ze een jonge Nederlandse man, die haar inwijdt in het stadse leven, wat haar uiteindelijk noodlottig wordt, aldus de flaptekst. Zeer ongebruikelijk voor die tijd beschrijft Adriaan van der Veen hoe Tine tot de ontdekking komt dat ze zich aangetrokken voelt tot vrouwen. De spanning in de roman is voelbaar. De schrijfster Anna Blaman, zelf openlijk lesbisch, prees het boek als een voortreffelijke roman en ook F. Bordewijk was enthousiast vooral vanwege de ‘niet geforceerde moderniteit’.

Hoewel we niet precies weten wat de publicatie van dit boek voor Albertine Brij zelf heeft betekend, is mij mondeling door een collega die haar goed kende, meegedeeld dat ze er bepaald niet blij mee was. In 1961 verscheen de tweede druk van het boek, nu uitgegeven bij Salamander. Hierna overwoog Albertine Brij een advocaat in te schakelen om het boek te laten verbieden. Na veel gesprekken met de eerder genoemde collega besloot ze verdere acties te laten rusten. Hier is een recensie van het boek in de Vlaamse Gids van 1950: https://www.dbnl.org/tekst/_vla001195001_01/_vla001195001_01_0055.php

‘Zuster Brij gaat vrijuit’

Een tweede vernederende gebeurtenis in het leven van Albertine Brij vond plaats eind jaren ’60. In die periode werden het Algemeen Ziekenhuis Dijkzigt en het Sophia Kinderziekenhuis gepromoveerd tot Academische Ziekenhuizen. Als adjunct-directrice van het Dijkzigt Ziekenhuis zat Albertine Brij in het bestuur. In oktober 1969 werd zij vanwege een geschil over een ‘organisatorische kwestie’ geschorst en niet capabel geacht om haar taken verder uit te voeren. In augustus 1972 komt het inmiddels nieuwe bestuur van het ziekenhuis terug van deze beslissing en wordt Albertine Brij gerehabiliteerd.

A Journal for Nurses, 1942

De manier waarop dat gebeurt, is bepaald niet fraai. In het huisblad van het ziekenhuis verschijnt een kort stukje waarin Albertine Brij wordt geprezen om wat ze allemaal voor het ziekenhuis heeft gedaan. Zelf is zuster Brij dan al met buitengewoon verlof en gaat ze kort daarna met vervroegd pensioen. Zowel het op non-actief zetten als de rehabilitatie van zuster Brij worden in de kranten breed uitgemeten met de kop ‘Zuster Brij gaat vrijuit’.

Deze affaire paste overigens naadloos bij de manier waarop de adjunct-directrices in de Nederlandse ziekenhuizen vanaf de jaren ’60 uit de bestuurlijke top van ziekenhuizen zijn gemanoeuvreerd. Een onbeduidende aanleiding was voldoende om ze te ontslaan, ze weg te promoveren naar een lagere functie of ze met vervroegd pensioen te sturen. Managers en economen namen de plaats van de (adjunct)-directrices in.

Actief in haar nadagen

Na haar vertrek uit het Rotterdamse ziekenhuis bleef Albertine Brij aan de zijlijn actief op verpleegkundig gebied. Ze schreef boekrecensies in het Tijdschrift voor Ziekenverpleging, werd secretaris van de ‘Nederlandse Vereniging van Directeuren van Ziekeninrichtingen’ en adviseur bij adviesbureau Twijnstra & Gudde. Ook gaf ze lezingen met de titel ’De plaats van de verpleegkundige in de leiding van het ziekenhuis’, een onderwerp waar ze inmiddels alles vanaf wist. Misschien kon ze hiermee haar frustratie een beetje verwerken.

Albertine Arnolda Brij overleed op 21 oktober 1993.