Vier Amsterdamse directrices

A. Reynvaan, oud-directrice Wilhelminagasthuis

Dit jaar is het 125 jaar geleden dat vier Amsterdamse (adjunct) directrices om de tafel zaten en besloten een Bond op te richten. Dat was in 1899. Dat jaar moet je alleen al onthouden omdat toen ook de International Council of Nurses, de ICN, is opgericht. Erg voortvarend gingen de vier directrices nog niet te werk, maar de bedoeling was te prijzen

Op 11 oktober 1899, dit jaar dus 125 jaar geleden, richtten vier Amsterdamse (adjunct) directrices de ‘Bond van Directrices en Adjunct-Directrices van Ziekeninrichtingen en Vereenigingen voor Ziekenverpleging ’ op, kortweg de ‘Bond van Directrices’ genoemd. De vier dames waren Geerarda Bernardine Cort van der Linden, directrice van het Burgerziekenhuis en tevens voorzitter, Lientje Kruysse, adjunct-directrice van het Wilhelminagasthuis, Anna Reynvaan, oud adjunct-directrice van het Wilhelminagasthuis en mej. H. Ulfers, adjunct-directrice van het Binnengasthuis.

Leerling-insigne Wilhelminagasthuis

Het doel van de ‘Bond van Directrices’ was om met elkaar in een vertrouwde omgeving de problemen te bespreken waar directrices rond 1900 tegen aan liepen. En dat waren er nogal wat. Volgens Anna Reynvaan, secretaresse van de club, waren er “tal van quaesties en bezwaren” die zij als leidinggevenden moesten oplossen.

L. Kruysse, adjunct-directrice Wilhelminagasthuis

Onberispelijke zalen

In de praktijk hadden deze vroege directrices meestal een beperkte opleiding gehad en hadden ze weinig ervaring van het dagelijkse werk op zaal. Hun voornaamste taak was het om beschaving te brengen in de ziekenhuizen, die vaak nog functioneerden met personeel uit de tijd van de oude gasthuizen. Deze eerste generatie directrices was niet in de eerste plaats aangenomen om zelf medische of verpleegkundige handelingen te verrichten. Van hen werd verwacht dat zij zich bezig hielden met de transitie naar moderne, beschaafde ziekenverpleging. Ze moesten er vooral op letten dat de vrouwen die zich meldden om de verpleegstersopleiding te volgen over de juiste beschaving beschikten. Bij deze opleiding leerde de geneesheer-directeur hen de theorie en de adjunct-directrice de praktijk. Daarnaast moesten de directrices het ziekenhuis managen, zoals je dat doet bij een groot huishouden met veel personeel. En dat konden deze dames goed, want dat was precies het milieu waarin ze opgegroeid waren. Dat betekende dat de linnenkast op orde moest zijn, dat ze controle hielden op diefstal en dat het eten niet te duur mocht worden ingekocht. Ook moesten de ziekenzalen onberispelijk zijn tijdens de doktersvisite, waarbij de patiënten in uniforme ziekenhuiskleding in bed lagen.

G. B. Cort van der Linden, directrice Burgerziekenhuis

Kritiek op de directrices

Voor deze belangrijke functie, die hiërarchisch direct onder de geneesheer-directeur viel, kregen de directrices niet betaald. Dat wilden ze zelf niet en was ook niet nodig. Ze hoefden er immers niet van te leven zoals de ‘gewone’ verpleegsters. Maar toen ziekenhuizen vanaf 1895 groeiden, medische behandelingen ingewikkelder werden en jonge artsen met moderne ideeën in dienst kwamen, kregen deze dames-directrices, zoals ze ook genoemd werden, steeds vaker kritiek. Het zou hen ontbreken aan kennis over moderne ziekenverpleging. Ze liepen achter de feiten aan, konden de vernieuwingen niet bijbenen en kregen het steeds moeilijker. De tweede generatie directrices, beter opgeleid en met meer ervaring, namen hun posities in.

Ruzie met Meijboom

Leerling-insigne Burgerziekenhuis

Zo botste Frederike Meijboom in 1897 als leerling-verpleegster in het Burgerziekenhuis heftig met directrice Cort van der Linden (op haar japon draagt ze het ziekenhuis insigne). Meijboom verweet haar weinig ervaring als verpleegster te hebben, iets dat de directrice haar natuurlijk niet in dank af nam. Toen Meijboom zelf adjunct-directrice was, vroeg men haar diverse keren om lid te worden van de ‘Bond van Directrices’. Ze weigerde dit zolang directrice Cort van der Linden presidente was.

Bij gebrek aan een foto van H. Ulfers, het gebouw

Toen Frederike Meijboom in 1920 zelf voorzitter van de ‘Bond van Directrices’ was, wist ze het gezapige clubje, dat toen uit ongeveer 50 leden bestond, een enorme impuls te geven. Relevante onderwerpen over leiderschap en salariëring stonden nu op de agenda. Ook bracht ze  internationale aansluiting met zusterorganisaties tot stand, waarvoor Meijboom graag naar het buitenland afreisde. In 1969 veranderde de naam in ‘Vereniging van Verpleegkundig Directrices en Directeuren van Ziekenhuizen’. Vanaf die tijd zou de functie van adjunct-directrice ook langzaam uit het ziekenhuis verdwijnen om plaats te maken voor economen en managers.

Leerling-insigne Binnengasthuis