Zwijgende directrices

De Nederlandse verpleging stond in 1892 op zijn kop. Alles stond in het teken van het eerste landelijke congres voor verpleegkundigen, de ‘Samenkomst van Belangstellenden in Ziekenverpleging’.

Twee dames met lef

Een groots event, want zoiets had nog niet eerder plaatsgevonden en dat liet toch maar mooi zien hoe professioneel de verpleging al was. De achterstand met de rest van Europa leek met dit congres definitief ingehaald. Hoewel verschillende organisatoren de eer naar zich toe probeerden te trekken, kwam het idee voor dit congres van Anna Reynvaan en Jeltje de Bosch Kemper, twee dames met lef. Het doel van de Samenkomst was om meer eenheid te brengen in de oplei­ding en het examen van verpleegkundigen. Want dat was tot dat moment een rommeltje. Ieder ziekenhuis deed maar wat. Na uitge­breide voorbereidingen vond het verple­gings­congres plaats op 4 en 5 oktober 1892 in Amsterdam. De colle­ge­zaal van het net geopende Wilhel­mina-Gast­huis was tot de nok ge­vuld.

Het Wilhelmina Gasthuis, waar in 1892 de Samenkomst plaatsvond

Veel ‘frisogende zusters’

Hoewel de schat­tin­gen van het aantal aanwe­zi­gen bij de ope­nings­ceremonie opliepen tot 250, stonden officieel 175 deel­nemers voor het congres gere­gis­treerd. Een bonte variëteit aan orga­nisa­ties, christelijk en neutraal, maar allen actief op het gebied van de zie­kenver­ple­ging in Neder­land, waren bij elkaar. Die samen­werking van zoveel partijen maakte het congres zo bijzonder. Twee dagen lang wis­selde men met elkaar van gedach­ten over urgente knel­punten in de ziekenver­pleging. Direc­teu­ren van ziekenhui­zen, genees­heren, predi­kan­ten en be­stuur­ders van particuliere organi­saties, maar ook politici en stedelijke bestuurders waren aanwe­zig.

Toch waren deze mannen van naam en faam niet de grootste publiekstrek­kers. Veel meer ging de aandacht van de media uit naar de vele vrouwen, die in de zaal zaten. Direc­tri­ces, ad­junct-direc­tri­ces, hoofd­zusters en parti­cu­liere ver­pleeg­sters, allen waren ze aanwezig. Voor zover ze vrij hadden kunnen krijgen, waren ook de ‘gewone’ zie­kenhuis­verpleeg­sters van de par­tij. Van hen vielen vooral de ‘fris­ogende zusters’ uit het Wilhelmina Gasthuis op, die in hun blauwe uniformen de galerij kleurden. Veel verpleegsters droe­gen het voorgeschreven ­uni­form uit hun eigen ziekenhuis en dat maakte een gezellige, bonte indruk. Maar dat kon lang niet ieder­een beko­ren. De medicus Nij­hoff, die een van de spre­kers op het con­gres was, dacht er anders over. Hij stelde in zijn verslag voor het Neder­landsch Tijd­schrift voor Geneeskun­de vast, dat zo’n uni­form “som­mige zeer smaak­vol, andere erg lee­lijk­” stond.

Zwijgende directrices

Opvallend was ook dat het con­gres een vrouwe­lijke voorzitter had, namelijk Jeltje de Bosch Kemper. Hoewel dus een flink aantal leidingge­vende vrouwen uit de verple­gingswe­reld aanwe­zig was, valt op dat niet een van hen het woord voerde. Geen enkele directrice hield een lezing, zelfs Anna Reynvaan niet. Alle lezingen werden uit­slui­tend door toon­aangevende artsen gehou­den. En na de lezingen was er weliswaar een fel debat over de invul­ling van het ver­pleeg­stersberoep, over de oplei­dingsei­sen en over het examen, aan deze publiek discussie deden de aanwezige ver­pleegsters niet mee. Zonder f2,50 betaling, ook geen spreekrecht, had men bedacht. De voor­naamste conclusies van deze bij­een­komst waren dan ook dat er meer samen­wer­king moest komen en meer eenheid in de verschillende opleidingen. Een geslaagd congres, zou je zo zeggen. De kranten jubelden het uit. Maar zou het met de professionalisering van het verpleegkundig beroep niet anders zijn gelopen als ver­pleegkundige directrices en verpleeg­kundigen zelf op dit congres hun wensen kenbaar hadden gemaakt?

Toch een gemiste kans, want meer dan een vorm van ‘aarze­lende’ profes­sionalisering was deze Samenkomst dan ook niet.