Kraamverzorgende onder druk

Het beroep van kraamverzorgende staat onder druk en niet zo’n beetje ook. In Nederland werken bijna 8000 kraamverzorgenden in loondienst en zo’n 1000 als zzp’er. Het rommelt al tijden in deze beroepsgroep, die zwaar onder druk staat.

Kraamverzorging thuis, jaren ’30

De afgelopen jaren verlieten 3000 van de 12000 professionals het beroep, waardoor er inmiddels een groot tekort is. Het FNV deed onlangs een peiling waaraan 1261 kraamverzorgenden deel namen. De conclusie was dat kraamverzorgenden de laagst betaalde groep in de sector Zorg en Welzijn is. Maar niet alleen het salaris, ook de onregelmatige werktijden zijn er de oorzaak van dat kraamverzorgenden het vak verlaten. Ook verloskundigen zijn de dupe van de tekorten op dit moment. Als we in Nederland geen adequate kraamzorg meer kunnen leveren, zijn we wel heel diep gezonken. Een prachtige beroepsgroep dreigt te verdwijnen en daarom als eerbetoon hier hun mooie geschiedenis in een notendop.

Baker Willemse uit Zwolle, ca. 1900

Bazige bakers

In de negentiende eeuw kregen vrouwen hun baby gewoon thuis, begeleid door een vroed­vrouw of huisarts. Na de beval­ling kwam de zorg voor moeder en kind in han­den van een baker. Dat waren ervaren, bazige vrouwen. Over bakers doen nogal negatieve verhalen de ronde. Ze zouden constant lui, dronken en onoplettend geweest zijn. Dergelijke bakers waren er natuurlijk en ze werkten meestal in de arme gezinnen. Maar er waren ook goede bakers, zoals Trui Klein uit Utrecht, die menige moeder op voortreffelijke wijze door het kraambed heen hielp. Dokter Ausems, die veel met Trui werkte, was heel enthousiast over haar: “Trui was nooit vermoeid, altijd gelijkmatig van humeur, ijverig, stipt en betrouwbaar bij haar werk, pleegde geen ongerechtigheden, luisterde naar bemerkingen omtrent de verpleging en bracht ze in toepassing.”

Rust, Reinheid, Regelmaat

Aan het eind van de 19de eeuw waaide er een nieuwe wind door Nederland. Fabrieken en bedrijven kwamen op en mensen trokken naar de stad op zoek naar werk. Ook de geneeskunde maakte een enorme ontwikkeling door. Een belangrijke doorbraak was de ontdekking van de bacterie. Eindelijk konden medici de gevaarlijke kraamvrouwenkoorts te lijf gaan. Als de dokter zijn handen waste, was dat levensreddend. Met nieuwe kennis over hygiëne gingen medici de strijd aan tegen kraamvrouwenkoorts en kindersterfte. Vanaf dat moment klaagden ze steen en been over de bakers, die vaak niet konden lezen of schrijven en geen idee hadden van hygiëne.

Van baker naar kraamverzorgster                                                                                                             

Stoffen insigne voor de baker

In 1900 startten het Witte en Groene Kruis met een opleiding voor bakers. Vooral Aafke Gesina van Hulst (1868-1930) stond bekend om haar voorlichting aan aanstaande moe­ders. Een­maal opge­leid kregen de bakers een uniform, een diploma en een stoffen insigne voor op hun mantel. Dat gaf status. Toch is duidelijk dat het imperium van de baker vanaf 1920 begint te wankelen. Vanaf dat moment spraken artsen over een nieuw type baker, de ‘kraamverzorgster’. Zij moest de ouderwetse baker vervangen en de nieuwe hygiënische beginselen ‘Rust, Reinheid en Regelmaat’ introduceren in de gezinnen.

Insigne voor leerling-kraamverzorgster

Kraamverzorging, een nieuw beroep

Een speciale commissie ontwierp in 1926 de nieuwe opleiding voor kraamverzorgsters. Gedurende 18 maanden, waarvan zes in een kliniek, volgde de leerling theorie- en prak­tijklessen. De taken die de kraamver­zorgende-van-nu in haar pakket heeft, zijn al in die eerste opleiding geformuleerd. De kraamverzorgster in bruin uniform met witte hartjesschort had een signalerende functie, gaf voorlichting en assisteerde bij de bevalling. Ze zorgde voor de kraamvrouw en de baby en rapporteren alles wat afweek van een normaal kraambed. Kraamverzorgsters waren verantwoording schuldig aan de vroedvrouw, de arts of de kraamverpleegster. Had ze haar opleiding af, dan moest ze zich aanmelden bij een zogenaamd plaat­singsbureau, waar ze ingeschreven werd als werk­zoe­kende en ook kon rekenen op regelmatig werk. Pas na in­schrij­ving ontving ze haar insigne. Deze constructie was vooral bedoeld om te voor­komen dat gediplomeerde kraamver­zorgsters gingen particulieren. Dit werkte het zogenaamde ‘wild bake­ren’ in de hand, waarbij de overheid de controle op de kraam­zorg weer zou verliezen.

Op internaat                                                                                                                               

Inschrijvingsbewijs

Vanaf 1950 vond de opleiding van kraamverzorgsters plaats in internaten, waar ze drie maanden aaneengesloten theoretisch onderwijs kregen. Daarna gingen ze twaalf maanden de prak­tijk in onder leiding van een docente. De meeste kraamverzorgsters vonden de internaatsperiode een leuke tijd, waar ze als meiden onder elkaar ont­zettend veel lol hadden. In de opleiding was veel aandacht voor patholo­gie, zodat de kraamver­zorgster in staat was afwijkin­gen in het kraambed te herkennen. Ook huishoudkunde was een belangrijk vak. Na drie maanden theorie volgde stage in het gezin. De leidster van het kraam­centrum kwam dan regelmatig controleren of alles goed ging. Van elk gezin moest de leerling een ver­slag maken en 22 bevallingen hebben meegemaakt. Deze internaat opleiding werd in 1971 nog een keer bijgesteld.

In een afhankelijke positie

Hoewel de werkomstandigheden in de kraamzorg en de opleiding sinds 1971 sterk verbeterd waren, tobde het beroep toch met een negatief imago. Belangrijkste oorzaak hiervan was dat een kraamverzorgster altijd ondergeschikt was aan de verloskundige, de arts of de leidster van het kraamcentrum. Ze stond zo altijd in een afhankelijke positie van haar werkge­ver. In 1983 kwam aan deze oude opleidingsstructuur een einde, waarmee de kraam­verzorg­ende, zoals ze inmiddels heette, minder afhanke­lijk van haar werkgever was. Toch leidde deze vernieuwing niet tot een zelfbewuste beroepsgroep. Het beroep bleef last houden van een lage waardering en een laag salaris. Dat is tot vandaag niet veel veranderd.

Laten we het daar eens over hebben

Momenteel is er een groot tekort aan kraamverzorgenden. Jonge gezinnen zijn hier de dupe van. Het is daarom goed dat er vanuit de FNV aandacht is voor de problemen en ook de Tweede Kamer heeft onlangs een spoeddebat over de kraamzorg gehad. De kernvraag is: wat hebben we als samenleving eigenlijk ervoor over om deze unieke beroepsgroep in stand te houden? Laten we het daar eens over hebben!