Nosokómos. Een geluk bij een ongeluk
Soms heb je pech, maar kan een negatieve ervaring toch heel positief uitpakken. Daar heb ik ervaring mee en dat heeft alles te maken met het LCVV, een beroving en een uniek boek.
Het zal ergens begin 2000 geweest zijn dat men mij vroeg een lezing te houden bij het Landelijk Centrum Verpleging en Verzorging (LCVV) in Utrecht. Er was iets te vieren, ik weet alleen niet meer wat. Hoe dan ook zou het een bijzondere bijeenkomst worden. Niet alleen vanwege het thema van mijn lezing, – de geschiedenis van verpleegkundige beroepsorganisaties, – maar vooral door de aanwezigheid van de hoofdgast van die middag, minister Els Borst (1932-2014). Het Nationaal Museum Verpleging en Verzorging (sinds 2007 Florence Nightingale Instituut) verzorgde ook de entourage van het event. De twee vaste actrices, omgetoverd tot verpleegsters in historisch uniform, speelden een hoofdrol en trokken meteen de aandacht. Ze hadden in de hal van het LCVV een toneelstukje met een historische quiz voor de bezoekers voorbereid. Minister Borst stapte er meteen op af en ging met de actrices in gesprek. Zeker door haar ontspannen aanwezigheid werd het een buitengewoon geslaagde bijeenkomst.
Een peperduur tijdschrift
Om een uur of 16.00 hield ik mijn lezing voor het gezelschap. Over de geschiedenis van de beroepsorganisaties dus. Dat was op dat moment een nogal actueel thema, want zo’n 40 specialistische organisaties van verpleegkundigen waren druk bezig om te verkennen hoe er een sterke beroepsorganisatie zou kunnen komen. Als je het hebt over de geschiedenis van verpleegkundigen en verzorgenden kun je niet om een van de vroegste organisaties heen: de ‘Nederlandsche Vereeniging tot bevordering der belangen van Verpleegsters en Verplegers’, kortweg Nosokómos genoemd.
Initiatiefnemen er kartrekker van de nieuwe vakorganisatie was schrijver en arts Arnold Aletrino (1858-1916). Hij was tevens hoofdredacteur van het Tijdschrift Nosokómos. En dus begon ik mijn verhaal met Nosokómos, opgericht in 1900, die lastige organisatie die jarenlang een luis in de pels was van de gevestigde orde, vooral de artsen. Met hun eis voor een betere verpleegsteropleiding en registratie van gediplomeerden door de overheid, wilden de leden van Nosokómos een einde maken aan de willekeur van ziekenhuizen. Die hoefden zich immers niet druk te maken over het lage salaris en de slechte arbeidsomstandigheden van verpleegsters in ziekenhuizen. Wil je als historicus dit soort beweringen onderbouwen, dan doe je dat met een bron. En in dit geval was mijn bron het tijdschrift van Nosokómos, dat meteen bij de oprichting in 1900 van de band rolde. Elke maand een aflevering van ca. 25 pagina’s vol met scherpe artikelen, ingezonden brieven van teleurgestelde verpleegsters, de buitenlandrubriek, examens en boekrecensies. Ik was in het gelukkige bezit van de eerste 10 complete jaargangen van dit prachtige, unieke en inmiddels peperdure tijdschrift. Ter illustratie van mijn lezing had ik de eerste jaargang meegenomen en rond laten gaan bij het publiek. Wat is er immers leuker dat de geschiedenis ook in je hand te kunnen houden! Na een vrolijke borrel vertrok ik om een uur of 6 naar huis.
Een beroving op klaarlichte dag
Bij het inpakken van mijn auto stond mijn tas even in een onbewaakt ogenblik naast mij. En dat was voor twee jonge jongens hét moment waar ze op stonden te wachten. Met de brommer scheurden ze langs mijn auto en gristen mijn tas weg. Het ging zo snel dat ik ze perplex stond na te kijken, om daarna de spurt in te zetten om ze in te halen. Dat lukt uiteraard niet. Dat mijn tas weg was, was tot daar aan toe maar toen ik besefte dat Jaargang 1900 van Nosokómos gestolen was, kon ik wel janken. Ook de politie kon mij bij aangifte niet geruststellen dat het ooit teruggevonden zou worden, behalve dan dat ze zeiden dat het boek waarschijnlijk al in het Utrechts kanaal lag. Wat als een mooie dag had moeten eindigen, was voor mij een regelrechte ramp geworden. Ik was er kapot van en de negen overgebleven jaargangen stonden eenzaam en ontmanteld in mijn boekenkast. Gelukkig heb ik een optimistische echtgenoot die mij bezwoer dat we eenzelfde Jaargang 1900 echt ooit weer zouden kunnen vinden. Dat was het begin van een jarenlange zoektocht. En zo’n 15 jaar later vond ik hem: Jaargang 1900 van Nosokómos, en ook nog eens op dezelfde manier in groen leer met goudopdruk gebonden. Hij paste perfect bij de andere negen delen. Ik zal maar niet zeggen wat ik ervoor betaald heb!
Uit Meijbooms boekenkast
Lange tijd had ik de jaargangen van Nosokómos niet nodig voor onderzoek Als directeur van het Florence Nightingale Instituut van 1996-2019 had ik wel wat anders te doen. Mooie tentoonstellingen maken, maar ook buffelen, vechten voor subsidies, zorgen voor inkomsten en lobbyen. Vanaf 2021 begon ik aan het schrijven van een biografie over Frederike Meijboom (1871-1971). Precies in de coronaperiode was dat niet eenvoudig, immers, alle archieven waren lange tijd gesloten en konden niet geraadpleegd worden. En juist het archief van Frederike Meijboom, zo’n 6.5 meter met gegevens over haar leven, had ik nodig. Inmiddels heb ik dat archief helemaal kunnen bekijken en ben ik ook vertrouwd geraakt met haar persoonlijke handschrift. En toen kwam het moment dat ik Jaargang 1900 van Nosokómos nodig had en uit de kast pakte. Wat meteen opviel, was het vele gekriebel met potlood aan de zijkant. Het duurde even voordat ik het herkende, maar toen wist ik het zeker: dit was Frederike Meijbooms handschrift! Ik legde de gekriebelde stukjes tekst naast brieven die Frederike aan haar vader had geschreven.
Er was geen twijfel over mogelijk, dit was haar handschrift, dit was haar Jaargang 1900, dit boek had in haar boekenkast gestaan.
Frederike, strijdbaar en kritisch
Wat valt er zoal op aan de opmerkingen van Frederike? Op de 464 pagina’s staan tal van op- en aanmerkingen, uitroeptekens, correcties van namen, toevoegingen, vaak verontwaardigd, soms boos. Wie iets van de persoon van Meijboom weet, herkent dit onmiddellijk. Ze was immers nauw betrokken bij het strijdbare Nosokómos en de thema’s in jaargang 1900 gingen haar stuk voor stuk aan het hart. Dikke strepen bij onderwerpen in het register als ‘Beroepsopleiding verpleegster’, ‘Diploma’s’, ‘Opleiding verpleegsters’ en ‘Waarde diploma’. Maar ook midden in een artikel uitroeptekens bij zinnen waar ze het niet mee eens is en die ze verbetert. Ook heeft ze bij een artikel over ‘Vacantie’, waar alleen ‘auteur’ onder staat haar eigen naam gezet. Zij had het immers geschreven!
Het was echter op pagina 261 dat ik 100% zeker wist dat dit Meijbooms exemplaar was. 1900 was namelijk ook het jaar dat Frederike met slaande ruzie ontslag nam in het Burgerziekenhuis in Amsterdam. Ze had een hooglopend conflict met directrice Cort van der Linden, die ze niet uit kon staan. Na Meijbooms vertrek stuurde enkele leerling-verpleegsters een ingezonden brief naar het Maandblad voor Ziekenverpleging, wat leidde tot een felle discussie tussen voor- en tegenstanders van Frederike’s actie. Het Maandblad weigerde hier op in te gaan, maar Nosokómos publiceerde de ingezonden brieven. De tegenstanders waren wel zo dapper om hun namen onder de brieven te zetten en bij die zeven namen zet Meijboom een groot kruis en het woord ‘de vijanden’, zie de meest linkse afbeelding. Frederike Meijboom bemoeide zich graag met alles en had overal een mening over. En je kon maar beter niet tot haar ‘vijanden’ behoren. Ook spaarde ze anderen niet als het om kritiek ging. Zelfs in dit boek valt het karakter van de persoon Frederike Meijboom te herkennen.
En nu staat de eerste jaargang van Nosokómos uit 1900 gelukkig weer in mijn boekenkast, maar nu met een extra dimensie. Een onaangename diefstal kreeg zo toch nog een glorieuze afloop!