Meijbooms Talengids

Frederike Meijboom op latere leeftijd aan haar bureau in Den Haag.

Frederike Meijboom (1871-1971) heeft haar leven lang geschreven. Haar 6.5 meter tellend archief is daar het levende bewijs van.

Haar eerste publicatie stamt uit 1912. Ze werkte toen als adjunct-directrice in het Bergweg Ziekenhuis te Rotterdam, waar ze in de verpleegstersopleiding de cursus ‘Ziekenverpleging’ gaf. De lessen, die ze aan haar leerlingen gaf, staan in het boek Lessen aan leerling-verpleegsters. Met dit boek was Meijboom de tweede adjunct-directrice die zelf een lesboek schreef. Lientje de Bussy-Kruysse (1858-1937) was haar in 1910 voor met Ziekenverpleging. Practische en ethische wenken. Op zich was het schrijven van lesboeken door verpleegsters uniek en tevens een hachelijke onderneming. Boeken schrijven voor de verpleegstersopleiding was een taak van de arts, niet van de verpleegster. Meijboom heeft dit goed aangevoeld en dekt zich in het voorwoord van de eerste druk daarom stevig in. De kritiek van artsen op haar boek was niet mals. Vooral de tweede druk in 1920 kon rekenen op een zes pagina’s lange vernietigende recensie van dr. J. W. Wicherink in ‘Het Ziekenhuis’. Het heeft Meijboom er niet van weerhouden om te blijven schrijven. Haar laatste boek kwam uit in 1969, twee jaar voor haar overlijden.

In mijn onderzoek naar het leven van Frederike Meijboom heb ik 23 boeken van haar hand gevonden, inclusief de herdrukken. Gemiddeld tellen ze tussen de 70-100 pagina’s. Ze verschijnen vooral tussen 1926, het jaar van haar pensionering, en 1970. De thema’s die Meijboom in haar publicaties behandelt, zijn vrijwel altijd gerelateerd aan wat ze op dat moment doet of gedaan heeft. Geeft ze radiopraatjes over zwangerschap en geboorte, dan verschijnt aansluitend het boekje De aanstaande moeder en haar kindje. Stopt ze als voorlichtster bij de Algemene Psychiatrische Voorlichtingsdienst, dan volgt het boekje Behandeling en verzorging van geestelijk gestoorden. Sommige titels krijgen meerder drukken.

De eerste druk van Quaestionarium Medicum (1948)

Questionarium Medicum

Tussen al haar publicaties vond ik een vreemde eend in de bijt, getiteld Quaestionarium Medicum uit 1948. Wat is er zo opvallend aan deze publicatie? Om te beginnen is het geen gebonden boek of paperback, maar zijn het 17 losse brochures. Elke brochure bestaat uit 16 aan elkaar geniete pagina’s. De brochures zijn vertaald in 17 verschillende talen en zitten samen in een wijnrode map met Meijbooms naam en de titel in gouden opdruk. De 17 talen zijn: Nederlands, Frans, Duits, Engels, Russisch, Pools, Noors, Zweeds, Fins, Spaans, Portugees, Italiaans, Grieks, Chinees, Japans, Maleisisch en Esperanto. Waar gaat dit over, was mijn eerste gedachte. Een gekreukelde en geplakte folder van de uitgever G. W. Breughel bood uitkomst.

‘Talengids voor zieken vreemdelingen’

Volgens de folder van de uitgever was Meijboom er in haar 32-jarige loopbaan in het ziekenhuis tegenaan gelopen dat artsen en verpleegsters patiënten uit andere landen – die waren er in Rotterdam als havenstad veel -, niet konden verstaan. Op hun beurt begrepen patiënten niet wat de arts of verpleegster nu precies bedoelde. Kortom, een recept voor verwarring. Medische onderzoeken liepen zo vertraging op of werden verkeerd uitgevoerd. Soms moest er een tolk bijgehaald worden wat ook veel tijd kostte. Ook de verpleegster die de patiënt moest opnemen, liep tegen een taalprobleem aan. Van al die miscommunicatie was de patiënt uiteindelijk de dupe. Voor Dit was voor Meijboom de aanleiding om een Talengids voor zieken vreemdelingen samen te stellen, een vragenlijst met 475 (!) vragen, een Quaestionarium Medicum in 17 talen.

De 475 vragen gaan over 9 onderwerpen waar de arts en verpleegster bij opname van een ‘vreemdeling’ mee te maken kregen: administratie, medisch onderzoek, chirurgisch onderzoek, de huidarts, de oogarts, de neus- keel- en oorarts, de opname afdeling en de ziekenzaal. En dus zijn het vragen als: wat is uw nationaliteit, welke taal spreekt u, hoe is uw achternaam, kunt ge zelf de onkosten betalen, hoe lang heeft u al pijn, hoest ge wel eens, maak uw bovenkleren los, ziet ge wel eens sterretjes, om er maar een paar te noemen. De vragen moesten zo eenvoudig zijn geformuleerd, dat een patiënt ze met ja of nee of met een hoofdknikje kon beantwoorden. Uitvoerig en heel specifiek zijn de vragen over geslachtsziekten en medicatie. Aandoenlijk daarentegen en minder in aantal zijn de vragen voor de verpleegster. De eerste vraag, nummer 370, luidt: wees maar niet zenuwachtig, we zullen goed voor U zorgen. En nummer 425: wilt ge een brief schrijven? gevolgd door 426: zal ik de brief voor u posten? Kortom, 475 in 17 talen. Hoe heeft Frederike Meijboom dit voor elkaar gekregen?

Een enorme klus

Twee van de 17 brochures, in het Japans en Chinees

Met het maken van deze talengids was Meijboom in 1938 begonnen. Tijdens haar werkzame leven tot 1926 maakte ze ook al lange vragenlijsten, waar ze haar leerling-verpleegsters mee overhoorde. Maar dit was van een andere orde, want wie vertaalde die 475 vragen in het Turks, Pools, Esperanto  of Russisch? Zelf kon ze de Nederlandse versie wel in het Duits vertalen, haar moeder was immers Duitse. Frans lukt ook goed, want die taal had ze geleerd tijdens haar kostschooljaren in Bonn. Voor de vertaling in de andere talen schakelde Meijboom haar brede netwerk in. Dat waren vooral Nederlandse en buitenlandse artsen, waarmee ze nauw contact onderhield. Liep ze vast, dan mobiliseerde ze een ambassade of een ministerie om een vertaler te regelen. Al met al was dit een ongelofelijke klus, temeer daar vanaf 1940 het postverkeer in oorlogstijd niet vanzelfsprekend was. Tegelijk moest ze op zoek naar een uitgever, ook geen gemakkelijke opgave in een tijd waarin er  papierschaarste was.

Problemen met de uitgever

In 1944 tekende Meijboom dan eindelijk het contract voor een oplage van 2000 stuks met uitgever G. W. Breughel. Het leverde haar eenmalig 600 gulden op. Ter vergelijking, een belastingadviseur verdiende in 1944 ongeveer 6000 gulden per jaar. Afspraak was dat zij verantwoordelijk was voor de volledige copy, de correctie van de drukproeven en het persklaar aanleveren van de teksten. Met die taakverdeling begonnen tussen Meijboom en de uitgever de problemen. Er bleken veel fouten in de vertalingen te zitten en de drukker moest voortdurend de teksten aanpassen. Meijboom toonde geen genade en bleef hem lastig vallen met correcties en foute spellingen. De artsen die de vertalingen verzorgd hadden, kregen er schoon genoeg van en vroegen zich af wanneer de publicatie nu eens klaar was. Er ontstond een heftig conflict waarbij Meijboom een advocaat inschakelde om de uitgever te dwingen het boek uit te geven. Ze was ongeveer over alles ontevreden: over de uitvoering in losse brochures, over de kwaliteit van het papier, over de drukletters en over de slechte verkooptechniek van de uitgever. Uiteindelijk kwam het boek in 1948 uit, maar werd het pas in 1950 officieel verspreid. De uitgever was door deze hele affaire en de negatieve publiciteit zo in de problemen geraakt dat hij in 1953 failliet ging.

Een tweede druk

Kladblaadje met berekeningen ten aanzien van het contract (Archief F. Meijboom, nr. 201, IISG)

Toen Quaestionarium Medicum in 1958 uitverkocht was, besloot Meijboom dat er een tweede druk moest komen. Ook deze onderhandelingen verliepen niet van een leien dakje. Door het faillissement van de uitgever was het originele manuscript in bezit geraakt van een andere uitgever, die geen enkele belangstelling had voor een tweede druk. Opnieuw schakelde Meijboom een advocaat in om het manuscript in handen te krijgen. Na veel beschuldigingen over en weer kon ze het uiteindelijk voor 50 gulden terugkopen. Nadat ze bij diverse uitgeverijen bot had gevangen, sloot ze in 1960 met Elsevier Publishing Company een nieuw contract voor de tweede druk. Het aanbod van de uitgever was dat ze of eenmalig 2400 gulden kon krijgen of 1200 gulden en 5% van elk verkocht boek.

Na veel gepuzzel en gereken koos ze voor het eerste. Afspraak was dat er niets meer aan het manuscript gewijzigd kon worden. In 1961 kwam de tweede druk uit in de reeks Glossaria Interpretum, niet meer in 17 losse katernen maar in boekvorm, te koop voor 16 gulden. In juli 1970, enkele maanden voor haar dood, nam Meijboom contact op met Elsevier met de vraag of het niet tijd was voor een derde druk. Met de 550 exemplaren op de plank vond de uitgever dit niet nodig.

Mijn onderzoek naar het leven van Frederike Meijboom vordert gestaag en levert vaak mooie ontdekkingen op, zoals deze ‘Talengids voor zieken vreemdelingen’.

Leestip: ‘Lessen aan Leerling-Verpleegsters’. door F. Meyboom (1912)